zaterdag 28 januari 2012

Het Joodse leven in Frankrijk

Om hoeveel tienduizenden het ging, is nooit meer na te gaan. Maar de vernederingen, pogroms en lynchpartijen, verbanningen en opsluitingen troffen heel veel joden die in Frankrijk hun thuis hadden. De volledige geschiedenis hier beschrijven is onbegonnen werk ; er gebeurde zoveel dat het binnen het kader van een kort artikel nauwelijks te vatten is. Ik zal me dus moeten beperken tot de grote lijnen van hun verblijf binnen de huidige Franse grenzen.

Ze vestigden zich in het huidige Franse gebied al kort nadat Palestina door de Romeinen was veroverd. Nakomelingen van deze groep werden later wel als ‘goede joden’ beschouwd, want door hun verblijf in deze regionen konden ze geen schuld hebben aan Christus’ dood. Omdat de grootste rivaal van het judaïsme, het christendom, zich pas een paar eeuwen later hier vestigde, werd hen weinig in de weg gelegd. Maar toen het katholicisme steeds meer invloed begon te krijgen, begonnen ook de moeilijkheden, al werden lokale en regionale bestuurders soms ook fiks op de vingers getikt door Rome, met name tijdens paus Gregorius de Grote (ca. 600 PC).

In het algemeen bestond er veel waardering voor de joden vanwege hun economische prestaties en hun positieve bijdrage aan de maatschappij. Ze waren uitstekend geïntegreerd. Wetenschappelijk behoorden ze tot de top en hun spirituele leven heeft tot de dag van vandaag nog invloed. Hierbij moet de wetenschappelijke armoe binnen de Roomse kerk worden meegerekend; alleen de kloosters mochten zich met de wetenschap bezig houden en daar werd dus bepaald wat er wel en niet bekend mocht worden. De joden daarentegen hadden kennis van de enorme ontwikkelingen binnen de Arabische wereld. Lange tijd leefden ze tussen hen, met name op het Iberisch schiereiland, tot ze daar vanwege hun geloof werden verbannen en in groten getale verhuisden naar o.a. de Languedoc. Ze vertaalden de belangrijkste werken, zodat die ook in Europa toegankelijk waren. Dat diverse joden aan de wieg stonden van de eerste universiteit in het westen, zoals die van Montpellier, is dan ook begrijpelijk. Vooral de Karolingers gaven hen hoge posities, waarbij ze handig gebruik maakten van de enorme netwerken, opgebouwd door joodse ondernemers.

Na het eerste millennium werd alles anders. Frankrijk kende nog niet de grenzen die het nu heeft, dus er zijn grote regionale verschillen. Bovendien was de houding tegenover de joden recht evenredig met de grillen en wensen van de kleine toplaag aan machthebbers, zodat er ook in de tijd veel onderscheid is. Maar het algemene beeld is verre van rooskleurig.
Om met het eerste te beginnen : Frankrijk heeft pas laat zijn huidige omvang gekregen. Bourgondië b.v., het graafschap Toulouse, de Provence, Champagne, de Elzas en zeker de pauselijke gebieden Comtat-Venaissin en Avignon werden pas veel later opgenomen in het Franse rijk. Tot dan golden de Franse wetten niet voor deze regio’s en ook de houding tegenover de joden verschilde daarom enorm met de manier waarop Frankrijk met hen omging. Als het de joden daar slecht ging, vonden ze vaak een vrijplaats in de niet-Franse zones.

Maar het onder Parijs levende deel kreeg uiteraard te maken met een veelvoud aan maatregelen die merendeels slecht uitpakten voor de joden. Enerzijds was er de paus die vond dat de katholieke kerk het alleenrecht had op de bijbelexegese. Om die reden nam paus Alexander III bij het derde Concilie van Lateranen in 1179 besluiten om de joden uit te sluiten van de christelijke maatschappij, welke maatregelen door Innocentius III bij het vierde Lateraans concilie in 1215 nog werden aangescherpt.

Het was de periode van de kruistochten en vooral bij de later heilig verklaarde Lodewijk IX vonden deze beslissingen een gewillig oor. Bij de eerste kruistocht al werden de joden b.v. in Orleans, Rouen, Limoges en Straatsburg in een kerk bijeen gedreven en wie niet gedoopt wenste te worden, werd vermoord. Goederen van de joden werden geconfisqueerd, tenzij ze zich tot het christendom lieten bekeren. Joodse geschriften als de Talmut en werk van Maimonides werden verbrand. Verder moesten ze op de borst de rouelle dragen, een lapje stof met een meestal gele cirkel erop (verplicht in 1227 bij het concilie van Narbonne: zie afbeelding hier boven). Bovendien mochten ze zich in de goede week vlak voor Pasen niet buiten vertonen. Later kwam er nog de chapeau pointu bij, de puntige jodenhoed, zodat ze op straat al van veraf herkenbaar waren. Christenvrouwen die iets gehad hadden met een jood, moesten soms trouwens ook zo’n hoed op.

Ze mochten geen lid worden van de gilden, zodat ze van veel ambachten buitengesloten werden. Zelfs mochten ze niet in winkels van christenen hun inkopen doen en ze mochten hun ongedesemd brood en kosher geslacht vlees niet aan christenen verkopen. Wat ze wel mochten was de geldhandel en de triperie. Het was de christenen ten strengste verboden om geld tegen rente uit te zetten en daarin konden de joden zich dus specialiseren. Door de hoge risico’s waren de rentes stevig en ze werden dus primair gezien als woekeraars. Dat zette opnieuw kwaad bloed en werd reden tot diverse moordpartijen. Maar de geldverslindende vorsten zaten te springen om pecunia en ze hadden de joden dus hard nodig. Dat werd een reden om af en toe de maatregelen toch te verzachten. Maar de joden werden wel als ‘pompes à finance’ gezien. Elke stap die ze zetten en ieder besluit dat hen trof kostte geld.

Zeker onder het volk waren de joden zeer gehaat, wat leidde tot lynchpartijen, b.v. tijdens de zg. kruistochten van de landlieden, binnenlandse matpartijen o.l.v. doorgeslagen religieuzen. Dat gebeurde ook ten tijde van de pestepidemieën, toen de joden werd verweten dat ze de putten hadden vergiftigd, zodat de pest kon toeslaan. Met regelmaat werd voorts gesteld dat ze kinderen ontvoerden en vermoordden. Onder Filips de Schone explodeerde de jodenhaat wat leidde tot massamoorden en de vlucht van tienduizenden joden, en het was Karel VI de Waanzinnige die in 1395 alle joden verbande uit alle Franse gebieden.

In de niet-Franse gebieden was hun situatie aanmerkelijk beter, zeker bij de ‘juifs du pape’ in de Comtat, maar niet altijd echt florissant. Overal bleken de joden een voorkeur te hebben om bij elkaar te wonen, vlak bij de synagoge en met de koshere slager, de bakker en de mikveh, het badhuis waar de vrouwen zich na hun ongesteldheidsperiode of na een bevalling konden reinigen, in de buurt. Deze eigen keuze werd na 1294 geleidelijk overal een verplichting.
Zo ontstonden de getto’s, meestal niet meer dan een straatje dat aan voor- en achterzijde met een hek was af te sluiten. ‘s Avonds om tien uur klonk er hoorngeschal en dan moesten de joden zich in dit straatje terugtrekken tot ze daags erop weer werden vrijgelaten. Zo’n jodenstraatje heette carrière, jutarié, juifferie of simpel Rue des Juifs of  Judengasse (hierboven: de poort van de "Juiverie"in Carpentras). In Avignon besloeg het 2 à 3 ha. grond waarop zo’n 3000 joden woonden in panden die hoog opgebouwd werden om zoveel mogelijk mensen te kunnen herbergen. In Carpentras was het straatje 80 meter lang en er verbleven 1500 mensen. In Nîmes lag het straatje tegen de stadsmuur en daarvanaf werden de joden zo vaak door hun stadsgenoten met stenen bekogeld, dat ze toestemming kregen in een andere straat te gaan wonen.

Een opvallende ontwikkeling zien we in de Comtat. In Noord-Frankrijk leefden vooral Oost-Europese joden en in Zuid-Frankrijk joden uit Spanje en Portugal. Elk had een eigen culturele geschiedenis en er waren talloze verschillen tussen hen. Ook de joden in de Comtat hadden zich als een aparte culturele groep ontwikkeld. Het was een strak georganiseerde maatschappij, waar endogamie de regel was. Ook kenden ze eigen rituelen en ze spraken een speciaal dialiect, het shuadit, geworteld in het Provençaals en het Hebreeuws.

Hieronder: de synagoge van Cavaillon
Als gezegd : er waren talloze beperkende maatregelen tegen hen genomen, maar  de naleving ervan liet vaak te wensen over. Zo konden joden zich in andere beroepen bewegen, b.v. de textielnijverheid, en zien we ze vaak terug in de artsenij. Natuurlijk bleef de ban als een zwaard van Damocles boven hun hoofden hangen, maar al ten tijde van Louis XIV was er sprake van een omslag en veroverden de joden zich steeds meer vrijheden en zien we ze terug op steeds hogere posities. Ze moesten echter nog tot de revolutie wachten voor de grootste ellende voorbij was . In 1791 kregen ze volledige burgerrechten, al was er toch nog allerlei gepruttel om dit te beperken. Na de val van Napoleon probeerde paus Pius VII in 1814 de ban alsnog ingevoerd te krijgen, maar dat kreeg in Frankrijk geen bijval van betekenis.

Toch bleef er een ondertoon van anti-joodse gevoelens aanwezig, zoals o.a. bleek bij de veroordeling en verbanning van kapitein Dreyfus en natuurlijk in de hartelijke medewerking door het bewind van Petain in Vichy aan de massamoord op de joden door de nazi’s. Sindsdien zijn er nog graven verstoord en scholen en synagogen beklad, terwijl er in uitzonderlijke gevallen ook sprake was van moord en doodslag. Maar de joden worden nu gezien als loyale medeburgers voor wie evenveel toegankelijk is als voor elke Fransman.

Peter de Jong/26.1.2012

maandag 16 januari 2012

Nieuwjaarsborrel in Quilhan op 15 januari 2012



Op zondag 15 januari 2012 werd de nieuwjaarsborrel van Nl Gard gehouden in Quilhan. Het was een zeer geslaagde middag, compleet met Hollandse zoute haring! De Franse eigenaresse van het mas waar dit jaar de borrel plaatsvond, werd vanwege haar gastvrijheid uitgebreid in de bloemetjes gezet.


PS: als je op een foto klikt, dan krijg je de diavoorstelling in groter formaat te zien.