Om deze tijd zie je, waar je ook maar rijdt, door het hele landschap, tractors kriskrassen met van die alom herkenbare aanhangkarretjes. Heerlijk
gezicht. Ze denderen ook dagelijks door onze straat.
Maar waarom hier?? Niet ver
achter ons staat de Cave Cooperative St Quentin.
Als echt stadsmeisje dat nog net weet dat een biefstuk van
een koe komt weet ik echt niet wat er in zo’n cave gebeurt. Gisteren ging ik er
dus op af, ik kon eigenlijk zo m’n neus volgen. Goh, wat rook dat bijzonder, zo
ruikt het niet bij de Gall en Gall behalve als ze ’s een fles hebben laten
sneuvelen.
De inhoud van die aanhangkarretjes, prachtige zoete druiven,
kiepten ze zo de cave naar binnen en via een lopende band werden de blaadjes en
steeltjes weer naar buiten in een grote container gestort. De tractors reden af
en aan, geweldig.
Zo komen er ook bij tijd en wijle van die immens grote
blauwe machines langs ons huis, van die plukgevaartes.
Toen bekroop mij de vraag of ze bij Chateauneuf du Pape,
waar ze van die heel dure wijntjes verkopen, ook met zulke plukgevaartes
plukten. Stadsmeisje, er op af!
Nog voordat je CdP binnenkomt waait die heerlijke geur
je al tegemoet, m’n raampje had ik dus ook steevast open om maar zoveel
mogelijk te genieten.
Eerder in het jaar had ik al wijnvelden gezien met knoeperds
van keien onder de wijnstokken, daar moest ik dan maar weer naar toe. Iemand
had twee dagen voor mijn expeditie gezegd dat ze in die contreien laat waren
met oogsten, dus ik hoopte dat ik nog wat van het plukken kon zien.
Super, in de verte zag ik een echt prinsessen kasteel.
Stadsmeisje er dus naar toe en jawel hoor, keien en nog eens keien en er werd
geoogst! Hier geen grote plukgevaartes maar zoals je in zwoele, romantische
franse films ziet echte plukkers met grote manden die doorgegeven werden. Ik
zag ze op meerdere terreinen.
Op weg naar huis, zo aan onze kant van de Rhone, zag ik in
de velden weer de mij zo inmiddels vertrouwde plukgevaartes.
Rest mij nu de vraag of en wat het uitmaakt, plukken met de
hand of machinaal? Wie het weet mag ’t zeggen.
Anneke Steenmeijer, oktober 2013